Tegenover ons zit een hele lieve arts. Ze neemt de tijd, doet allerlei testjes en heeft overleg met een neuroloog. ‘Het lijkt me verstandig dat we de MRI scan gaan vervroegen.’
Het dove gevoel in mijn gezicht is inmiddels uitgebreid naar mijn rechterarm, maar goddank hoeven we geen rekening te houden met een beroerte of hersenbloeding. Opluchting, maar ook kippenvel over mijn hele lichaam. Ik besluit er niet te lang bij stil te staan en weer te focussen op het gesprek.
Morgen zal er contact zijn met de neuroloog. De eerder voorgeschreven pijnmedicatie mag het raam uit en wij mogen naar huis. Met het advies direct te bellen als er nog meer klachten bij komen. Maar gelukkig is dát niet nodig…
De dagen die volgen, gaan in een soort waas aan me voorbij. Het gevoel in mijn gezicht komt gelukkig langzaam weer terug, maar de vreselijke pijn in mijn hoofd en rechtoog blijft. Op woensdag lig ik in de MRI tunnel, wat me eigenlijk reuze meevalt en op maandagmiddag 30 januari - inderdaad óp mijn verjaardag - lopen we hand in hand het ziekenhuis binnen voor de uitslag.
‘Denk jij dat ik dood ga?’ fluister ik zachtjes. Tim begraaft mijn hoofd ergens in zijn oksel en geeft een kus tussen mijn haren. Verder zeggen we niks. Totdat we binnen geroepen worden door de ‘mooiboy’ van precies twee weken geleden.
Op het gemakje vraagt meneer de neurloog - inderdaad, ik voel niet echt de klik met de beste man – hoe het de afgelopen week is gegaan. Volgens mij houden ze om die reden een medisch dossier bij, maar vooruit. Ik vertel over de klachten, de huisartsenpost en de MRI. Dan gaat er volgens mij een lichtje branden.
‘Over de MRI, mevrouw. Ik heb vanmorgen nog even contact gehad met de radioloog, maar hier zijn de foto’s.’ Hij keert zijn scherm naar ons toe en mijn hart slaat werkelijk waar als een heipaal door mijn borstkas.
‘In pincipe ziet alles er goed uit. U heeft alleen aan de rechterzijde een gaatje in uw hersenen. Dit kan het gevolg zijn van een ongeval of kleine beroerte/ hersenbloeding in het verleden.’
Alsof mooiboy mij zojuist verteld heeft dat hij buitenaards leven heeft aangetroffen in mijn hersenstam, blijf ik hem vast heel dommig aankijken.
‘Laat het me uitleggen,…’ vervolgt de beste man. Graag!
Ik laat me vertellen dat dit gaatje onmogelijk de oorzaak kan zijn van de klachten, want in de hersenen vindt de magische kruising plaats. De oorzaak van de pijn ligt mogelijk enkele centimeters lager. Zodra het woordje ‘schildklier’ valt, weet ik eigenlijk genoeg.
De hartkloppingen, de trillende handen. Het altijd maar warm hebben in deze energiezuinige tijd en de drakenbuien die ik steeds vaker ervaar. De hoofdpijn, zo heftig, is voor mij nog een vreemde eend in de bijt, maar het zou kunnen passen bij de a-typische klachten die bij de veel te snel werkende schilklier horen.
‘Het lijkt me slim om via de huisarts een internist te betrekken bij dit gegeven, mevrouw van Kan. En tot die tijd staat het u vrij om alsnog te gaan starten met de carbamazepine voor de pijn.’
Het gesprek komt ten einde. Mijn grootste angsten gelukkig ook. Hand in hand wandelen we door de gangen op weg naar de buitenlucht. ‘Zou die man aandelen hebben in zijn antipsychotica?’ vraagt Tim gekscherend.
‘Misschien heeft mooiboy ook een gaatje in zijn hoofd.’
En dan kunnen we eindelijk weer lachen.
Reactie plaatsen
Reacties