De zwarte doos

‘U mag komen liggen, mevrouw van Kan.’ Ik heb me van onderen uitgekleed en ik mag plaats nemen op de inmiddels bekende stoel met beugels. De stoel staat afgeschermd van de spreekkamer waar Tim geduldig zit te wachten. Ik heb mijn sokken aan gelaten, omdat ik eigenlijk niet goed weet hoe het ervoor staat met mijn rood gelakte teennagels. ‘Mijn voeten zijn steenkoud,' lieg ik dan maar. Ik slof wat ongemakkelijk richting de gynaecoloog en ik stel me voor aan haar assistente. In tegenstelling tot artsen, dragen assistentes wél een voornaam in het ziekenhuis. Ze stelt zich voor als Thea, en ze kijkt me vriendelijk aan.

‘Hoe staat het met de zenuwen?’ vraagt ze me, als ik eenmaal in de stoel ben gekropen. Thea ontfermt zich over mij en laat haar zachte hand op mijn linker knie neerdalen. Door de trilling in haar arm zie ik dat mijn knieën knikken en beven.
Ik vertel haar dat ik vooral op zie tegen de verdovingsprikken. Vier stuks in dit geval. Ik maak de vergelijking met mijn eerdere verdovingen bij de kaakchirurg. Het idee dat deze gemene prikken binnen enkele minuten mijn poes bereiken, zorgt voor liters angstzweet onder mijn oksels.

Met inmiddels klapperende kaken kijk ik toe hoe Thea mij versierd met draden. Op mijn bovenbeen bevestigt ze een groene plakker om de elektrische stroom te kunnen geleiden. Ook drapeert ze een lange flexibele buis over mijn bovenbeen richting het ‘slachtveld’. Het ding heeft wat weg van de stofzuigerslang bij de tandarts. ‘Dat is de afzuiger’, zegt Thea vriendelijk als ze mij richting de doorzichtige slang ziet kijken.

De voorbereidingen nemen enkele minuten in beslag en mijn vrouwelijke gynaecoloog stroopt haar mouwen wat verder op. Ze plaatst mijn verlegen poes in de schijnwerpers en gaat er eens goed voor zitten.

‘Ik hoor net dat je een dochtertje hebt. Hoe oud is ze?’ Thea kijkt me vanaf de zijlijn aan en wrijft bemoedigend over mijn knie. Trots vertel ik over mijn kleine meid van zes en vrijwel automatisch praat ik over de zwangerschap en mijn bevalling.
In de verte hoor ik de gynaecoloog vertellen dat zij de baarmoedermond aanstipt met jodium. Niet veel later ontdek ik de grote spuit tussen mijn gespreide benen. Ik knijp mijn ogen dicht en ik neem een diepe hap lucht. Het gynaecologisch duo begint smakelijk te lachen. ‘Sadisten,’ denk ik nog.

‘Mevrouw van Kan, uw baarmoedermond heb ik al verdoofd. U gaat vanaf nu niets meer voelen.’ Ik kijk van de een naar de ander en weer terug. Ik voel mijn lichaam ontspannen en ik plaats mijn samengeknepen handen, plat op mijn buik. Thea kijkt me wat beschaamd aan. ‘Het afleiden heeft geholpen. Je bent er goed in’, zeg ik met een glimlach.
Ik zie dat de assistente op hetzelfde moment een potje open draait en een kegelvormig stukje weefsel in ontvangst neemt. ‘Ook dat is achter de rug. Nu moet ik de wond alleen nog even dicht branden.’ De stem komt tussen mijn benen vandaan en de afzuiger wordt geactiveerd.
Als dít het is, dan doe ik straks ter plekke een dansje achter het gordijn. Met een lap maandverband tussen mijn benen.

Zoals ik inmiddels wel gewend ben, is het stoppen van de bloeding een iets grotere klus. Het ligt aan mijn haarkleur, zegt Thea hardop. Omdat ik rossig ben, stroomt mijn bloed sneller. Ik kan Tim vanuit de spreekkamer horen lachen. Ik was bijna vergeten dat hij me van achter het kamerscherm op afstand steunt, en ik weet precies wat hij op dit moment denkt; ‘Ik ben een bezig bijtje. Ik maak me druk om van alles en ik ben daarbij ook nog eens verliefd.’ Dat bloed stroomt sneller dan welke rivier dan ook.

Het dichtbranden van de wond is een ware klus. Overal zie ik dotten gaas en bloed. Maar ondanks de verwoede schroei pogingen is er van een kampvuur down under geen sprake. De beloofde rookpluimen blijven uit en ik bedenk me dat ik andere uitdrukkingen zal moeten vinden voor mijn nieuwe blog en verdere verhalen. Er wordt wat zilvernitraat gebruikt en opnieuw duwt de gynaecoloog een prop gaas mijn schede in.

‘Volgens mij is het goed zo,’ zegt ze dan. ‘U mag even komen zitten en uw beide voeten tegelijk op de grond zetten.’ Ik doe wat mij gevraagd wordt en ik voel me goed. Verlost, is een beter woord.
Achter het gordijntje plak ik een flap maandverband in mijn onderbroek en ik wandel heel stoer naar de spreekkamer terug, waar Tim nog op me zit te wachten. Geen pijn. Geen kramp. Niets aan de hand.

De gynaecoloog vertelt dat alles volgens plan is verlopen, maar dat ik wel wat meer last kan hebben van bloedverlies. Ik kan er niets aan doen, maar in plaats van oogcontact maken met mijn arts, blijf ik staren naar het vlezige ijshoorntje in een potje. Het stukje weefsel, drijvend op sterk water.

‘Over twee weken krijgt u de uitslag en dan volgt er over zes maanden opnieuw een uitstrijkje. Voor de komende vier weken moet u er rekening mee houden dat u niet in bad mag, beter even niet kan sporten en het gebruik van tampons niet is toegestaan.’ Ik knik instemmend en ik wil opstaan als de gynaecoloog even kort haar keel schraapt. Ze zoekt oogcontact met mij en dan schieten haar ogen naar Tim. Als ik me niet vergis kleuren haar wangen een beetje. ‘Het is ook niet toegestaan om deze periode gemeenschap te hebben.’
Ik schiet in de lach en ik vraag me tegelijkertijd af wie daar überhaupt zin in heeft, als je doos zojuist half gecremeerd is. ‘We zullen ons gedragen,’ zeg ik met een uitgesproken glimlach op mijn gezicht.
Bij de balie maak ik een bel afspraak voor de uitslag en bijna huppelend lopen we het ziekenhuis uit. Op naar een volgend hoofdstuk!


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.