We moeten gaan

‘Tim, ik heb geen gevoel meer in mijn tong.’ En terwijl ik die woorden hardop uitspreek, begint mijn kaak licht te verkrampen en herken ik ook een doof gevoel in mijn onderlip. Allemaal aan de rechterkant. Ik zit op de wc in de badkamer en met trillende handen trek ik mijn onderbroek over mijn billen omhoog.

‘En nu is het genoeg geweest.’ Aan de hand van Tim strompel ik terug naar de slaapkamer en grijp ik naar mijn telefoon. Ik bel de huisarts om erachter te komen welk nummer ik moet bellen voor de huisartsenpost. Ik bibber en mijn handen blijven ongecontrolleerd trillen. Ik ben zo verschrikkelijk bang.

We staan minimaal vijftien minuten in de wacht. Het bandje met irritante wachtliedjes wordt bruut verstoord door een aantal lelijke scheldwoorden van mijn kant. Even twijfelen we of we het alarmnummer moeten bellen, maar dan wordt er uiteindelijk opgenomen.

‘Naam, geboortedatum en de naam van de huisarts,’ het bekende riedeltje als je het mij vraagt. Bij het vertellen van mijn klachten, blijft de dame aan de andere lijn verdacht - én zenuwslopend - rustig. Ik mag wat oefeningen doen, waarbij ik Tim mijn blote tanden en tong mag laten zien. Tot slot knijp ik mijn ogen stevig dicht en weer open. Dát lukt, dus een beroerte is hiermee uitgesloten.

‘Top! Heel geruststellend, maar toch wil ik gezien worden mevrouw.’

Ik krijg het advies om toch maar de voorgeschreven medicatie in te nemen plus twee paracetamol. Binnen het uur word ik teruggebeld. Opgewekt vraagt de dame in kwestie hoe het nu met de klachten gaat. ‘Die zijn nog precies hetzelfde en ook de rechterkant van mijn neus doet nu vrolijk mee,’ snauw ik een stuk minder opgewekt.

Het moest volgens mij uit haar tenen komen, maar we hebben groen licht. Over een half uur worden we verwacht. Ik geef mijn kleinste vriendinnetje een hele dikke knuffel als afscheid. ‘Mam als je in het ziekenhuis moet blijven slapen, vraag je dan of Tim bij je mag slapen? Ik wil niet dat je daar alleen blijft.’ Ik druk haar stevig tegen me aan en ik slik mijn tranen weg. Net als de angst in mijn hoofd die steeds groter lijkt te worden.

Ze wordt opgehaald door haar liefste vriendinnetje en hand in hand huppelen ze de straat uit. Tim komt achter me staan en fluistert in mijn oor dat we moeten gaan…


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb