‘Je hebt weeën.’ Met een grote glimlach op mijn gezicht en een tikkeltje verbaast kijk ik naar de leuke verpleegkundige die zojuist het CTG heeft afgelezen. Ze lacht vriendelijk terug, maar lijkt wat onzeker.
‘Je zou het nu zo ongeveer moeten voelen, want het apparaat registreert een nieuwe wee.’ Vanuit zijn stoel zie ik Tim vol bewondering naar me kijken. Waarschijnlijk trots, omdat ik geen kick geef.
‘Als dit weeën zijn, dan wil ik nog wel tien kinderen.’ Ik voel helemaal niks. Dat wil zeggen, niet veel meer dan de afgelopen weken. Ik bestempelde deze weeën als harde buiken. Niets meer en niets minder dan dat. ‘Als ik moet poepen, heb ik serieus meer kramp,’ grap ik ontspannen.
Van de zenuwen die ik voor ons vertrek naar het ziekenhuis voelde, is vrijwel niets meer over. De baby beweegt actief en maakt een gezonde indruk. In het ziekenhuis is het rustig en iedereen is ontspannen. Ook het inwendige onderzoek laat zien dat de deuren naar een baby nog potdicht zitten. En mijn – door hormonen aangetaste – brein kan dán alleen nog maar denken aan de zooi in de keuken. Die kunnen we nu mooi opruimen. Laten we gaan…
‘Ik stel voor dat jullie de komende twee uur in het ziekenhuis blijven. Mocht de bevalling toch beginnen, dan zijn jullie in ieder geval in de buurt.’ Ik zie Tim knikken, terwijl ik het liefst als een dolle dwaas mijn hoofd schud.
‘Is naar huis gaan ook een optie?’ vraag ik voorzichtig.
‘We kunnen ook ergens een hapje gaan eten in de buurt,’ probeert Tim tussen beiden te komen. Die opmerking komt hem duur te staan. Zowel de verpleegkundige als ik vinden het idee van gebroken vliezen in een vol restaurant niet heel romantisch. Verre van praktisch ook.
Na kort overleg met de arts op de afdeling, en met een schoorvoetend ‘instemmen’ van de aanstaande papa verlaten we ver na etenstijd het ziekenhuis.
‘Tot straks,’ roep ik nog vrolijk naar de verpleegkundige. ‘Dat lijkt me gezellig, ik ben er tot 23.00!’ gevolgd door een knipoog. Met de vluchttas weer op zijn rug loopt Tim hoofdschuddend achter me aan.
Eenmaal in de auto zwengelen we de 90’s hits weer aan en rijden in de schemering naar huis. ‘Heb je nog zin in butter chicken, schat?’
´Ik hoef er niet lang over na te denken. Ik rammel van de honger! ‘Jazeker, maar ik wil eerst even douchen. Ow, en de keuken…’ Tim zucht. ‘Die komt later wel. Je gaat nu toch nog niet bevallen.´
‘Toch?´ vraagt hij verschrikt als ik plotseling naar mijn buik grijp.
‘Niets aan de hand, gewoon de hobbels in de weg die wat vervelend aanvoelen.’
De rest van de rit naar huis zing ik wat mee met de muziek en let Tim vooral op de wat drukkere avondspits. Ik kijk uit naar mijn douche en het avondje op de bank. Al snel rijden we de straat in tot ik opeens iets voel. Iets heel erg voel. Zeer bekend ook…‘Kak.’
‘Tim wil je alsjeblieft de auto even aan de kant zetten,’ zucht en fluister ik voorzichtig en snel sluit ik mijn ogen. Hoewel de achterdeur van ons huis al bijna zichtbaar is, doet hij precies wat ik van hem vraag. ‘Sex on the beach’ tettert door de speakers terwijl de pijn weer langzaam afzakt. ‘Dít... is wél een wee,’ mopper ik.
Als ik mijn ogen open, kijk ik in zijn knalblauwe ogen. Verheugd en gezond gespannen. ‘Ben je er klaar voor?’ vraag ik dan met een glimlach?
‘Meer dan ooit, honnepon!’
Reactie plaatsen
Reacties