Vierentwintig dagen met de kinderen thuis. Ruim drie weken zonder jou en bijna twaalfduizend kilometers tussen ons in. Ik zag er best tegen op. Als een berg eerlijk gezegd.
Nachten van twee, drie uurtjes slaap. Een opstandige dochter omdat ze jou zo mist. Ik tel mezelf gek door de komende weken naar het aantal flessen (babyvoeding!) om te rekenen. Dat zijn er een hele hoop…
De eerste helft vind ik moeilijk. Of eigenlijk loodzwaar. Ik loop tegen mezelf aan en ik weet absoluut niet wat ik met diezelfde persoon aan moet. Mijn geduld bewaren is echt een uitdaging en het liefst bel ik je op om terug te vliegen.
Ik val vijf kilo af en hang regelmatig huilend aan de telefoon. ‘Waarom lukt het me niet?’ Ik moet dit toch kunnen. In ben de controle volledig kwijt en er is niemand die ik echt toelaat. Behalve jou!
Je hebt aan één blik genoeg en gelukkig lukt het je die door de telefoon te lezen. En samen met jou probeer ik weer wat controle terug te krijgen. Niet over die nukkige puber of over mijn temperamentvolle baby, maar vooral de controle over mezelf.
Ik gebruik het verloren gewicht om met oefeningen weer lekkerder in mijn vel te komen. Ik zoek de juiste radiozender op en ik verdwaal buiten in een spannend boek. Langzaam groeit het vertrouwen en pak ik de regie weer terug.
Zodra de tweede helft aanbreekt, heb ik de helft al overwonnen. En als ik dán kan zeggen dat je eind volgende week weer naar huis komt, voelt dat opeens heel dichtbij. De gesprekken aan de telefoon worden luchtiger. Ondeugender. Meer en meer mezelf.
Je belt me als je terug bent van een avondje uit of op een luie zondagochtend terwijl ik vanaf het aanrecht mee kan kijken hoe je een uitgebreid ontbijtje maakt. We bellen in de schoenenwinkel, en tijdens de pauzes van je werk.
Ik merk dat ik thuis weer aan het zingen ben. Dat onze pubermeid weer met een glimlach thuiskomt en me ‘s avonds ongegeneerd inmaakt tijdens onze spelletjes aan tafel. Dat die kleine temperamentvolle boef eigenlijk helemaal niet zo moeilijk is en onze band alleen maar sterker wordt. Hij slaapt nu hele nachten door en ook mijn vermoeidheid trekt langzaam weg.
Vierentwintig dagen stonden als een grote berg voor me, maar inmiddels durf ik te zeggen dat ik erop geklommen ben. Om samen met jou het uitzicht te bewonderen en daar van te gaan genieten als ik je morgen weer in mijn armen sluit.
Reactie plaatsen
Reacties