‘Zullen we gaan starten met oxytocine?’ Ik heb mijn ogen dicht tijdens de - steeds sneller op elkaar volgende - weeën, maar voor deze toch hoogst bijzondere opmerking maak ik graag een uitzondering. Ik open mijn ogen en ik kijk bedenkelijk in de richting van de twee verpleegkundigen. Helaas lukt het me niet hun reactie te vangen, want ik knijp mijn ogen weer stijf dicht bij de volgende felle wee.
Ik hoor in de verte het overleg verder gaan. ‘Sterke weeën, nog geen minuut ertussen, geen vorderende ontsluiting.’ Ik zit inderdaad, twee uur na het breken van de vliezen op een magere 4 centimeter. De kleine man heeft het - ook zonder zwemwater - nog heerlijk naar zijn zin in mijn buik en lijkt geen haast te hebben.
‘Zullen we maar eens gaan douchen dan?’ Mijn eerste reactie: ‘Zullen we het niet doen?’ Ik word wat opstandig en ik wil eigenlijk alleen maar in mijn bubbel op mijn geboortebal. De triage afdeling is zo goed als leeg, dus ik begrijp de haast niet zo. Maar goed, de douche staat als potentiële optie in mijn geboorteplan, dus helemaal doen alsof mijn neus bloed kan ik niet, en met wat hulp trek ik mijn met vruchtwater doorweekte trainingsbroek van mijn kont. Ik hups met 2 volgelopen lappen maandverband tussen mijn benen richting de badkamer en vang daar om de nek van de verpleegkundige mijn volgende wee op.
Ik mag gaan zitten op een stoeltje in het bad. Ik heb het koud en warm tegelijk, maar zodra de warme druppels over mijn rug glijden, raak ik mezelf en mijn comfortabele bubbel volledig kwijt. De snijdende weeën veranderen in een razend tempo in persweeën en mijn hele lichaam begint te duwen. ‘Alsof je moet poepen,’ zeggen ze dan. Een bijzondere uitspraak, want dan zou menig man en vrouw na het drinken van de koffie in de ochtend met een zwaar trauma op de wc zitten. ‘Alsof je moet poepen,’ … me reet.
Het is volgens de verpleegkundigen niet de bedoeling dat ik mee pers, want de ontsluiting is nog lang niet wat het moet zijn, dus wordt er aan alle kanten met me mee gepuft. Tot ik dan eindelijk de vier verrassende woorden uitspreek. ‘Ik wil een ruggenprik.’ Zelf schrik ik er ook een beetje van…
‘Jij kan dit ook zonder! Je bent al zo ver en je doet het fantastisch.’ Ik neem de lovende woorden in ontvangst, maar ik blijf mijn wens herhalen totdat ik me er zelfs comfortabel bij ga voelen en het stukje pijnbestrijding in mijn bevalplan in gedachte herschrijf.
De artsen gaan akkoord, ik word afgedroogd en de anesthesiemedewerker wordt uit zijn bed gebeld. Om de tijd te doden wordt de ontsluiting nog eens gecheckt, terwijl ik hoop dat mijn baarmoedermond die vingers eraf bijt, en blijk ik nog steeds op 5 a 6 centimeter te zitten.
Nog steeds met persweeën, nog steeds met een zeer relaxte baby in mijn buik en nog steeds met manlief aan mijn zijde…
Reactie plaatsen
Reacties