'Zoals u weet, bent u twee weken geleden op de poli geweest voor een colposcopie. Ik heb met behulp van een microscoop naar uw baarmoedermond gekeken en een biopt afgenomen.'
De gynaecoloog laat een stilte vallen. Een stilte van enkele minuten. Althans, zo voelt het. Een eeuwigheid. Waarin alle mogelijke scenario’s het podium op komen wandelen en een parmantige buiging maken. Maar ik besluit alleen maar te applaudisseren voor goed nieuws. En dat is het. Het kan niet anders.
Tijdens het afnemen van het biopt, kijkt mijn mannelijke gynaecoloog met glinster oogjes naar het minuscule stukje weefsel. Het stukje weefsel bungelend aan het uiteinde van zijn chirurgisch gereedschap.
'Ah mevrouw. Ik denk dat ik wel weet wat het is. U hoeft zich absoluut geen zorgen te maken.'
Het wormpje weefsel verdwijnt in een potje en dobbert vervolgens rond op sterk water. Alsof er een miertje in mijn koude drankje is gevallen op een zonnige zomerdag.
Het potje verdwijnt in een papieren zak en het mag met me mee naar de balie. Ik geef het af en ik krijg een bel afspraak mee naar huis. De uitslag. Over veertien dagen.
En die uitslag wordt nu gebracht. Telefonisch. Na een veel te lange inleiding van zijn kant.
'Mevrouw, het weefsel wat ik bij u heb afgenomen is onderzocht in het lab. En de uitslag ervan ligt hier voor me.'
Ik moet diep ademhalen om mijn hartslag nog enigszins onder controle te krijgen. Het vertrouwen op een goede uitslag begint nu toch wel wat te wankelen.
'Het spijt me mevrouw van Kan. Helaas moet ik u vertellen dat er in het stukje weefsel meerdere afwijkende cellen gevonden zijn. Hierbij gaat het om lichte en matige afwijkingen. Maar waar ik mij meer zorgen om maak zijn de ernstige afwijkingen. Deze zijn namelijk aan de hand van dit biopt niet uit te sluiten.'
Dit keer laat ik de stilte vallen. Dit was toch het moment waarop de optimist in dit verhaal, positief nieuws zou brengen? De glinster oogjes? De ‘maakt u zich vooral geen zorgen, mevrouw? Mijn ogen lopen vol met tranen, en toch probeer ik me groot te houden.
'Klopt het dat u nog steeds een kinderwens heeft, mevrouw?'
Ik vertel de arts over onze droom om samen ouders te worden. Een broertje of zusje voor Sharaï. Maar ook dat ‘direct zwanger worden’ niet helemaal mijn ding is. Het bij Sharaï bijna drie jaar duurde voordat ik eindelijk met een positieve test in mijn hand door de slaapkamer stuiterde.
Maar hoe groot de wens ook is op dit moment. Het leek ons verstandig om eerst deze uitslag nog af te wachten.
De tranen rollen alsnog over mijn wangen als ik via de telefoon te horen krijg dat ik nu absoluut niet zwanger mag worden. Geen kindje. Geen papa en mama. Geen grote zus.
Plotseling gaat het gesprek over anticonceptie en de betrouwbaarheid ervan. Het allerlaatste pakje condooms. Blijkt nu niet langer meer het laatste te zijn. Maar ook niet het enige. Ik zal aan de Pil moeten. Ik weiger. Ik ben eigenwijs. Volgens de gynaecoloog onverantwoord. Maar het is nog altijd mijn lichaam. Ik krijg de woorden amper uit mijn mond, maar ik beloof er alles aan te doen om niet zwanger te worden. Met condooms en voorzichtigheid. En een brok in mijn keel.
Het is de bedoeling dat we vier maanden wachten. Begin augustus volgt opnieuw een uitstrijkje. Is de uitslag dan verbeterd of stabiel, dan mag ik zwanger worden. Maar het moet dan wel zo snel mogelijk…
Direct na mijn zwangerschap zullen de cellen in de baarmoedermond alsnog verwijderd moeten worden. Dit gebeurt met behulp van een lisexcisie. Een dun metalen lisje dat elektrische wordt verhit. Plakjes baarmoedermond worden ermee verwijderd. Uiteraard onder plaatselijke verdoving.
'En wat als de uitslag van het uitstrijkje verslechterd?'
Ik knijp mijn ogen dicht als ik de vraag voorleg aan de gynaecoloog. Mijn oren sluiten of de verbinding verbreken had een beter idee geweest. Eigenlijk wil ik het antwoord op die vraag helemaal niet weten.
'Dan zullen we op dat moment een behandelplan gaan opstellen, mevrouw.'
De woorden krioelen door mijn hoofd en ik besluit dat ik wakker wil worden uit deze beginnende nachtmerrie. Vaak lukt dat. Maar dit keer niet.
De arts rond het gesprek rustig af, wenst me sterkte.
'Tot in augustus. Dan zie ik u weer terug voor een uitstrijkje.'
'Bedankt.'
Meer komt er niet. Ik verbreek de verbinding en ik leg de telefoon voor me neer op tafel. Het briefje met wat gekrabbel nog op mijn schoot. De inkt vermengt met tranen. Tranen van pijn en verdriet.
Reactie plaatsen
Reacties